Lexicon



Apex

Plek waar een waterstroom begint met het vormen van zijn delta ("uitstroomopening")

Aquiclude

Voor water ondoorlatende laag in de bodem, bijvoorbeeld een laag zware klei.

Ball-and-pillow-structuur

Vervormingsstructuur ontstaan door vervloeiing op het grensvlak van twee lithologisch verschillende sedimentpakketten in de bodem, en waarbij geïsoleerde brokken van het ene sedimentpakket in het andere sedimentpakket terecht komen.

Climbing-ripple gelaagdheid

Gelaagdheid die onstaat in stromend water met voldoende beschikbaarheid van zandig sediment. Aan het oppervlak van de bedding worden ribbelstructuren gevormd die stroomafwaarts migreren en ook naar boven toe groeien omdat er netto sediment wordt afgezet.

Contorted lamination

Onregelmatig verstoorde gelaagdheid van sediment, b.v. door kryoturbatie; veelal leidend tot golvingen en slierende structuren.

Convolute gelaagdheid

Golvende gelaagdheid, veelal ontstaan door belasting (loading) van een waterverzadigd sediment met heterogene samenstelling.

Cross-bedding gelaagdheid

Scheve gelaagdheid in een sedimentpakket, niet veroorzaakt door stuwing, maar door afzetting in stromend water waarbij bijvoorbeeld stroomribbels of (anti)duintjes zijn ontstaan, of geulen lateraal zijn opgevuld.

Denudatie

Verlaging en vervlakking van het oppervlak door afvoer van sediment: in het Gooi veelal opgetreden tijdens het Weichselien.

Desert pavement

Met stenen bezaaide vlakte. De stenenconcentratie is ontstaan door relatieve aanrijking, als gevolg van het door de wind weggeblazen zijn van de fijne zandfractie. In nederland komen fossiele desert pavements voor daterend uit het Weichselien.

Doodijsgat

Depressie (kuil) waarin langere tijd een restant afsmeltend ijs heeft gelegen. Na afsmelten van het ijs kan het gat alsnog opgevuld zijn met sediment of definitief een terreindepressie gebleven zijn.

Fan delta

Een subaërien (aan de oppervlakte boven waterpeil) gevormd, waaiervormig sedimentlichaam ontstaan doordat een waterstroom plotseling zijn kinetische energie verliest. Het sediment bezinkt vervolgens.

Fining-upwardsequentie

Laagpakket dat vanaf de basis naar boven toe steeds fijner wordt, ontstaan door spiraalvormige waterstroming in de meanderbocht van een rivier. Daarnaast kan ook in ribbel- en duinstructuren sortering ontstaan, mede door verschillen in bezinkingssnelheid van sedimentdeeltjes.

Flasergelaagdheid

Gelaagdheid die gekenmerkt wordt door het voorkomen van (scheefgelaagde) zandbanden met dunne kleilaagjes ertussen. Indicatief voor een milieu waarin periodieke afwisseling optreedt van stromend water en kortdurend stilstaand water. Zie ook "wavy bedding".

Flow till

Keileem die ontstaan is doordat sediment met stenen erin van het ijs afgegleden is en/of na afsmelting achtergebleven is.

Fluvioperiglaciaal

Afstromend water in een koude omgeving. Veelal betrekking hebbend op door sneewsmeltwater ontstane afzettingen of terreinvormen.

Foreset

Een foreset is het gedeelte van een delta met kenmerkende scheve gelaagdheid. De foresetgelaagdheid ontstaat doordat op de top van de delta steeds zand wordt afgezet, dat in dunne laagjes naar beneden glijdt op de helling van het deltafront. Voorbeelden van een delta staan hieronder.

Grindsnoer

Een grindsnoer ontstaat door uitblazing tijdens een relatief koude en droge periode, waarbij de grotere steentjes achterbleven. Ook in fluviatiele afzettingen kunnen grindsnoeren aanwezig zijn, die dan vaak de basis vormen van een sedimentpakket dat na een erosiefase is afgezet. Daarnaast kunnen stenenrijke lagen ontstaan in b.v. dekzand door verhoogde fluvioglaciale activiteit.

Groene bank

Groenig gekleurd fijnzandig tot kleiig laagpakket uit het onderste deel van de Formatie van Urk. Plaatselijk verkit tot plaatseigen zandsteen. De Groene bank dagzoomt uitsluitend in de stuwwallen.

Hattemlaag

Stenenrijke laag aan de top van de Formatie van Peize.

Heterolithische gelaagdheid

Gelaagdheid bestaande uit een afwisseling van laminae e/o laagjes van verschillende textuurklassen; bijvoorbeeld zand en klei.

Kameafzettingen

Verzamelnaam voor de verschillende typen afzettingen in een bekkenmilieu tussen gletsjer en stuwwal. Veelal komen delta's, kleiafzettingen en ritmisch gelaagde smeltwaterafzettingen voor.

Keizand

Verweringsresidu van keileem. Keileem is een hard mengsel van leem, zand en stenen. Wanneer de leem verweert en/of uitspoelt, blijft de zand- en stenenfractie over. Dit residu wordt aangeduid als keizand. Soms komt keizand ook voor als zandige insluitsels in, of delen van een keileempakket.

Koepelduin

Klein duin dat ontstaat door depositie van zand rondom een pol (meestal grasachtige) vegetatie. Vanwege het voortdurend boven het zand uit groeien van de vegetatie wordt het duin geleidelijk hoger en breder. Op de foto's onderaan deze pagina een voorbeeld uit het Laarder Wasmerengebied.

Kryoturbatie

Vervorming van de bodem onder invoed van herhaalde bevriezing en ontdooiing. Als de bodem van bovenaf bevriest en uitzet, komen de onderliggende lagen onder druk te staan. De oorspronkelijk horizontale sedimentlagen in de bodem krijgen hierdoor een golvend en/of slingerend verloop.

Lacustrien (glaciolacustrien)

In een meer ontstaan. In glaciale gebieden als het Gooi gaat het dan veelal om ijssmeltwatermeren, daarvoor wordt de term glaciolacustrien gebruikt.

Laminatie

Het diepste detailniveau van gelaagdheid dat nog te onderscheiden valt in een sediment.

Leemhoudend dekzand

Leemhoudend dekzand (vroeger bekend als Ouder dekzand) bestaat uit een afwisseling van zandige laagjes en leemhoudende laagjes. Dit sediment is afgezet in een tijd met droge, koude winters waarin bij harde wind relatief grof materiaal werd afgezet, en iets vochtigere zomers waarbij de toplaag van de bodem tijdelijk ontdooide, en fijnere deeltjes konden bezinken. De ritmiek in de gelaagdheid weerspiegelt hiermee een seizoenale gelaagdheid. Hier valt overigens niet uit op te maken hoe lang het geduurd heeft voor het gehele pakket is afgezet! Tussendoor kunnen zich namelijk nog fasen met erosie hebben voorgedaan, waardoor er hiaten in het pakket zijn ontstaan.

Load cast

Een verschijnsel dat ontstaat doordat een sedimentlaag na het ontstaan met water verzadigd is geraakt en daarna belast is door sedimenten die er bovenop zijn afgezet. Door de druk hiervan is de waterverzadigde sedimentlaag instabiel geworden en deels naar boven geperst, waardoor typische uitstulpende structuren ontstaan.

Periglaciaal

Onder invloed van een koud klimaat (toendraklimaat), echter nog buiten de invloed van landijs.

Plaatseigen zandsteen

Deze zandsteen is ontstaan doordat uit langsstromend grondwater kalk is afgezet. Dit is gebeurd na de stuwing. Hierdoor ontstonden op meerdere plaatsen in het Gooi (zie punten 10, 37, 55) platen of brokken zandsteen. Het bekendste voorbeeld is ""De Steen"" bij Bikbergen. De steen is zo zacht dat regen er na verloop van tijd holten en gaten in maakt.

Planatieoppervlak

Afgevlakt oppervlak, ontstaan door de afvoer van sedimentmateriaal.

Plane bed gelaagdheid

Deze gelaagdheid ontstaat bij afzetting door harde wind en onder omstandigheden waarbij niet al te veel zand beschikbaar was. Bij beschikbaarheid van meer zand zouden duinvormen ontstaan. Ook door massale afstroming van water kan dit type gelaagdheid ontstaan, het water stroomt dan vlakdekkend af.

Plooi

Boogvormige vervorming van de lagen door zijdelingse druk. Enkele speciale vormen: paddenstoelplooi, hierbij zijn de lagen van onderaf uitgedreven en tot een paddenstoelvorm vervormd; vloeiplooi, hierbij zijn de lagen in waterverzadigde condities vervormd, wat voor zeer onregelmatige vervorming zorgt.

Ribbellaminatie

Golvende gelaagdheid met soms ook nog een golvend bovengrensvlak. Gevormd tijdens de eolische afzetting van zand in ribbelvormige structuren.

Schuifvlak

Grensvlak in de bodem waarlangs sedimentpakketten verschoven zijn door druk van landijs. Een schuifvlak is te herkennen door de aanwezigheid van scherpe, onafgeronde grindjes, harde, in blokjes uiteenvallende klei en vaak een lossere structuur van het sediment. Veelal heeft er langs het vlak ook aanrijking van ijzer plaatsgevonden.

Scour, scour-and-fill

Een scour is een uitblazingskuil in dekzand, meestal gevormd op een schaal van tientallen centimeters. De opvulling hiervan (fill) bestaat uit komvormig gebogen laagjes, die de structuur zeer herkenbaar maken. het geheel wordt aangeduid als scour-and-fillstructuur.

Sheet flow sandrafzettingen

Sheet flow sandrafzettingen zijn ontstaan door afzetting van zand en grind door grote hoeveelheden smeltwater, waarbij soms het gehele oppervlak met stromend water was bedekt. Kenmerkend is de strakke horizontale gelaagdheid. Het smeltwater kwam vrij tijdens het afsmelten van het landijs aan het eind van het Saalien.

Sleuring

Horizontaal meeschuiven van het bovenste bodemmateriaal met het bewegende landijs. Hierdoor ontstaan er vervormingen in het sediment, zoals liggende plooien.

Smeltwatergeul

Tijdens perioden van verminderde afsmelting (van landijs dan wel sneeuw) stroomde het smeltwater geconcentreerd in geulen af. In deze geulen werden grindlagen afgezet op de geulbodem, en scheve lagen zand en grind door het zijwaarts migreren van de geul. In sandrafzettingen en in dekzand treffen we regelmatig zulke geulen aan. Met name als ze dwars worden aangesneden is de oude geulvorm goed herkenbaar. Saalien geulvorming in sandrafzettingen kon ook ontstaan doordat de hoofdstroom van smeltwater zich tijdelijk verlegde en zodoende op andere plekken minder aanvoer van smeltwater was.

Solifluctie

Afglijding van losse, meestal waterverzadigde, sedimenten over een harde ondergrond; in dit geval permafrost. I.c.m. oppervlakkige afstroming ook wel aangeduid als "gelifluctie". Zeer langzame solifluctie wordt creep genoemd. Het geheel van gravitationele en fluvioperiglaciale processen heeft geleid tot een sterke vervlakking van het oorspronkelijke Saalien reliƫf.

Laag van Usselo

Dit is een bodemhorizont uit het einde van het Weichselien, gevormd zo'n 14.000 jaar geleden tijdens het zogeheten Allerød-interstadiaal. De gangbare hypothese is, dat de laag is ontstaan door bosbranden na de vulkaanuitbarsting die in de Eifel de Laacher See heeft doen ontstaan. Er zijn echter ook critici die menen dat de laag ontstaan is door inslag van een extraterrestrisch object. Deze inslag zou een trigger geweest kunnen zijn voor de uitbarsting van de Laacher See-vulkaan. Als bewijzen voor de extraterrestrische inslag voert men onder meer aan: de aanwezigheid van een equivalent van de Laag van Usselo in de Verenigde Staten, de aanwezigheid van nanodiamantjes in de laag en op sommige plekken een verhoogde concentratie van iridium. De Laag van Usselo is herkenbaar als een donkere laag die soms kleine brokjes houtskool bevat.

Vorstwig

Een vorstwig ontstaat doordat door strenge vorst de bodem krimpt en gaat scheuren. De scheur wordt vervolgens van bovenaf opgevuld door invallend zand. In het veld is de vorstwig herkenbaar als een V-vormige structuur. Het ontstaan van een wig kan tientallen tot honderden jaren duren.

Waterhard

Harde laag, ontstaan door de neerslag van humuszuren in zand onder een veenpakket.

Wavy bedding

Gelaagdheidstype bestaande uit dikke lagen klei met dunne lagen zand ertussen. Afgezet in een milieu met periodieke stagnatie van water. Zie ook flaser gelaagdheid.

Windkeienlaag

Laag met een relatief hoge concentratie door de wind afgeslepen stenen (windkanters).

IJszandsteen

Afzonderlijk deel in smeltwaterafzettingen met een afwijkende gelaagdheid, veroorzaakt doordat het deel in bevroren toestand als blok is getransporteerd en bij depositie een afwijkende ligging heeft verkregen.



Voorbeelden van een delta







Voorbeelden van een koepelduin