 | Afbeelding 3: diep geologisch profiel W-O (TNO DINOLoket, 2012). Grijs: Formatie van Drente, gestuwde en smeltwaterafzettingen. Lichtgeel: Formatie van Boxtel, dekzand. Lichtgroen: Holocene afzettingen (ongedifferentieerd). |
 | Afbeelding 4: diep geologisch profiel N-Z (TNO DINOLoket, 2012). |
 | Afbeelding 5: AHN hoogtebeeld van de Nieuwe Keverdijksche Polder. Laag gelegen plekken zijn blauw gekleurd. Het duinenveld loopt diagonaal door het midden van het beeld en is herkenbaar aan de groen-geel-oranje kleuren. De plek van de ontsluiting is met een cirkel aangegeven, en ligt precies op de duinen. Op basis van: www.ahn.nl/viewer. |
 | Afbeelding 6: bodemkaart (Van Raam, 1979). In het midden is het duinenveld zichtbaar, de gele aanduidingen op de kaart. De paarse eenheid betreft veengronden, al dan niet met kleidek. |
KADER De minimale ouderdom van het onderste podzolprofiel
Het gegeven dat een haarpodzolgrond zich uitsluitend onder hangwatercondities ontwikkelt, laat het toe om op basis van de bodemkundige kenmerken een uitspraak te doen over de minimale ouderdom van het aangetroffen profiel. Voor een xeropodzol is een redelijke aanname dat de gemiddelde grondwaterstand zich minimaal een halve meter beneden de B-horizont bevindt, anders zouden hydromorfe kenmerken zichtbaar zijn. Het maaiveld bevindt zich ter plaatse van de waarneming op ongeveer 1 meter -NAP. Het laagst waargenomen deel van de B-horizont lag zo'n 1,5 meter -mv. Dat levert ten tijde van het ontstaan van het profiel een grondwaterstand van maximaal zo'n 3 meter -NAP. Deze grondwaterstand geplot in de zeespiegelcurve voor west-Nederland (volgens een compilatie in De Mulder et al., 2003) levert een uiterste einddatum van de bodemvorming op van zo'n 3700 jaar BP. Volgens Bos (2010) begon het gebied te vernatten zo vanaf 3500 jaar BP, waarmee beide ouderdomsbepalingen in dezelfde orde van grootte liggen. Gezien het ontbreken van hydromorfe kenmerken is het bodemprofiel tijdens de vernatting relatief snel “verdronken”. De dikte van de podzol bedraagt rond de 70 cm, dat duidt op een ontwikkelingstijd in de orde van enkele duizenden jaren, waarmee het onderste podzolprofiel vrijwel zeker de oorspronkelijke Holocene bodem is. |
 | Afbeelding 7: overzicht van het noordelijk deel van de afgraving. De kijkrichting is O-ZO, richting Naardermeer. Van links naar rechts loopt het maaiveld op, dit weerspiegelt de vorm van het duin. |
 | Afbeelding 8: op de voorgrond een depressie langs de flank van het duin. De duinhelling loopt hier sterk op, bij de bomen komt het zand tot iets onder het maaiveld. |
 | Afbeelding 9: bovenop het duin was opnieuw eolische activiteit zichtbaar. Na enkele droge en winderige dagen vormden zich op uitgebreide schaal windribbels. |
 | Afbeelding 10: overzichtsprofiel in de oostzijde van de ontsluiting. Onderin een podzolprofiel, daarop een laag stuifzand met een tweede podzolprofiel. Daarop een veenlaag, afgedekt door een kleilaag. |
 | Afbeelding 11: detailprofiel in de oostzijde van de ontsluiting. Zichtbaar zijn, vanaf het handvat van de troffel naar boven: B-C-horizont, de zwart-bruin gekleurde B-horizont, daarboven de lichter gekleurde E-horizont met enige vlekken erin, daarboven de donkerder gekleurde A-horizont. Op de A-horizont een pakket stuifzand, met verstoorde interne gelaagdheid. Op het stuifzand ligt de Zuiderzeeklei, de beide pakketten gescheiden door een golvend grensvlak. |
 | Afbeelding 12: onthoofd podzolprofiel. De B- en de E-horizont zijn geconserveerd. De A-horizont is fragmentarisch aanwezig. Boven het handvat van de troffel het stuifzandpakket met een verstoorde gelaagdheid. De klei is hier afgegraven. |
Tijdvak | Geogenese |
Weichselien, Jonge Dryas, 13.000 - 11.500 BP | Ontstaan van het duin |
Holoceen, maximaal tot zo'n 3500 jaar BP | Bodemvorming: ontstaan van het onderste bodemprofiel (haarpodzol) |
Laat-Holoceen, vóór 3000 jaar BP | Opnieuw verstuiving; daarna ontstaan van het tweede bodemprofiel |
Laat-Holoceen, 3500 - 900 jaar BP | Vernatting, gevolgd door meervorming en veengroei. Het duin raakt geheel omringd met moerassen. Afzetting van gyttja en klastische sedimenten, gevolgd door veenvorming. |
Middeleeuwen en Nieuwe tijd, >900 jaar BP | Inbraken van de Zuiderzee. Oxydatie van veen, afzetting van jonge zeeklei over het duin. |
>1932 | Reliëfinversie door inklinking en oxydatie van het omringende veen. Het duin komt geleidelijk steeds hoger te liggen ten opzichte van de omgeving. |